15. (Terugneming van) bijzondere waardeverminderingen van vaste activa/ verlieslatende contracten

De Groep heeft vastgesteld dat er indicatoren zijn voor (terugneming van) bijzondere waardeverminderingen van activa van een aantal kasstroom genererende eenheden (KGE). Allereerst zijn de verschillende KGE vastgesteld door de Groep, waarna de activa van deze KGE zijn beoordeeld op mogelijke bijzondere waardevermindering. Vervolgens is beoordeeld of, naast de mogelijk te verantwoorden bijzondere waardevermindering, de vorming van een voorziening voor verlieslatende contracten noodzakelijk was.

De realiseerbare waarde van de KGE is vervolgens vastgesteld op basis van de hoogste van de bedrijfswaarde of de reële waarde minus verkoopkosten. De bedrijfswaarde is bepaald door discontering van de verwachte kasstromen per balansdatum.

De disconteringsvoet is vastgesteld na belastingen op basis van de rentevoet van overheidsobligaties die zijn uitgegeven door de meest kredietwaardige overheid in de relevante markt, in dezelfde valuta als de kasstromen, gecorrigeerd voor een risicopremie om zowel het verhoogde risico van een belegging in aandelen in het algemeen als het risico van de specifieke KGE weer te geven.

Per land is de volgende disconteringsvoet na belastingen gehanteerd:

31 december 2023

31 december 2022

Nederland

5,7%

7,0%

Duitsland

5,0%

7,0%

De beoordeling heeft geleid tot de volgende bijzondere waardeverminderingen onderverdeeld naar Nederland en Duitsland:

(in miljoenen euro's)

31 december 2023

31 december 2022

Nederland

402

-385

Duitsland

121

-

Totaal

523

-385

De bijzondere waardeverminderingen in 2023 zijn onverdeeld over de volgende categorieën (in 2022: terugnemingen van bijzondere waardeverminderingen):

(in miljoenen euro's)

2023

2022

Materiële vaste activa

379

-340

Immateriële vaste activa

23

-33

Gebruiksrechten vaste activa

121

-12

Vorderingen

-

-

Totaal

523

-385

Nederland

De coronacrisis heeft de Groep in 2020 genoodzaakt de analyse uit te voeren of sprake is van een bijzondere waardevermindering. Dit heeft ultimo 2020 geleid tot een bijzondere waardevermindering van € 1.562 miljoen. Deze bijzondere waardevermindering is naar rato toegerekend aan alle vaste activa. Per 31 december 2022 heeft een herbeoordeling van de verantwoorde bijzondere waardevermindering plaatsgevonden, die heeft geleid tot een terugneming van de bijzondere waardevermindering voor een bedrag van € 385 miljoen. Eind 2022 werd verondersteld dat de gunning van het nieuwe hoofdrailnet contract voor de periode na 2024 plaats zou vinden onder voorwaarden waarbij NS de 'cost of capital' kon verdienen. De terugneming van de bijzondere waardevermindering per 31 december 2022 zag derhalve toe op de jaren 2023 en 2024.

Ultimo 2023 is de Groep in Nederland de concessie voor het hoofdrailnet (HRN) aangegaan voor de periode 2025-2033. Daarnaast zijn voor 2024 gewijzigde uitgangspunten op het gebied van inschattingen van de reizigersprognoses van toepassing. Dit zijn triggers om de bijzondere waardevermindering ultimo 2023 opnieuw te beoordelen, waarbij een waardeverminderingstoets heeft plaatsgevonden op basis van het meest waarschijnlijke scenario. Ultimo 2023 is de waardeverminderingstoets uitgevoerd op basis van de volgende uitgangspunten:

  • voor Nederland is het hoofdrailnet (HRN) als één kasstroom genererende eenheid aangemerkt;

  • de huidige concessie heeft een looptijd tot eind 2024;

  • eind 2023 is de concessie voor de periode 2025 - 2033 aan NS gegund door het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat, het financiële rendement over deze periode zal naar verwachting lager zijn dan de 'cost of capital' volgens marktnormen. Belangrijke elementen in de concessie met mogelijke financiële impact zijn:

    • NS ontvangt voor de uitvoering van de Concessie een jaarlijkse subsidie van € 5,5 miljoen. Dit bedrag wordt aangevuld met een bedrag van € 7,5 miljoen per jaar voor de kosten die NS maakt voor het beheer van het landelijke reisinformatiesysteem;

    • in de concessie zijn afspraken gemaakt over de verdeling van risico’s op het moment dat het aantal reizigerskilometers afwijkt van onder- en bovengrenzen. Hiermee wordt het risico (zowel naar boven als naar beneden) voor NS beperkt. In de verwachte kasstromen die ten grondslag liggen aan de waardeverminderingstoets wordt verondersteld dat deze onder- en bovengrenzen niet worden geraakt;

    • NS krijgt ruimte om de financiële impact van sterk stijgende energiekosten (die de CPI-ontwikkeling overstijgen) in de tarieven te verwerken;

    • NS krijgt de ruimte om per 1 januari 2025 en per 1 januari 2026 de tarieven extra op te hogen, bovenop de reguliere indexatie die NS mag doorvoeren. De reden hiervoor is onder meer dat in 2021, 2022 en 2023 de kosten van NS, net als van andere vervoerbedrijven, sterk zijn toegenomen, maar de tarieven in die jaren slechts beperkt konden meestijgen. De verwachting is dat de kosten in 2024 ook zullen stijgen. Conform de eis van de Tweede Kamer worden de tarieven in 2024 niet verhoogd. NS ontvangt hiervoor een compensatie ter hoogte van € 120 miljoen.

  • de reële waarde van de betreffende activa is niet betrouwbaar vast te stellen gezien de sterke verbondenheid van de activa met het HRN contract, de treinen specifiek zijn geproduceerd voor het Nederlandse spoor en geen actieve markt bestaat voor deze specifieke treinen;

  • verwachte inkomsten uit reizigersvervoer over de resterende contractduur. De ontwikkeling van reizigersvervoer is onder andere afhankelijk van macro-economische factoren zoals economische groei, congestie en ontwikkelingen in reisgedrag;

  • de inkomsten uit reizigersvervoer zijn mede afhankelijk van de keuzes ten aanzien van de dienstregeling, die worden afgestemd met het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat;

  • voortzetting van het huidige OV studentenkaart contract;

  • de productiemiddelen kunnen aan het eind van de concessieperiode tegen boekwaarde worden overgedragen aan de opvolgende concessienemer op het moment dat dit niet NS is. Op het moment dat aan het einde van de concessieperiode geheel of gedeeltelijk de concessie anders wordt gestructureerd (bijvoorbeeld door middel van Open Toegang) maken NS en het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (proces)afspraken over hoe wordt omgegaan met de overgang van de bijbehorende productiemiddelen.

De sensitiviteit van de vermogenskostenvoet en de reizigersopbrengsten is als volgt:

  • stijging van de vermogenskostenvoet met 0,5 procentpunt heeft een negatief effect van circa € 125 miljoen ten opzichte van de verantwoorde bijzondere waardevermindering;

  • lagere reizigerskilometers tot aan de ondergrens van de risicodeling met het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat met gelijkblijvende kostenniveaus in de komende jaren leiden tot een negatief effect van circa € 700 miljoen ten opzichte van de verantwoorde bijzondere waardevermindering. 

De Groep merkt hierbij op dat de onderliggende analyses aanzienlijke schattingsonzekerheden bevatten. De realisatie kan afwijken, waardoor de bijzondere waardevermindering in de toekomst wellicht aangepast moet worden met een positief of negatief resultaatseffect.

In 2023 is als gevolg van de bijzondere waardevermindering een bedrag van € 84 miljoen minder (2022: € 150 miljoen minder) afgeschreven in vergelijking met de situatie voor deze bijzondere waardevermindering.

De herbeoordeling per 31 december 2023 heeft geleid tot een additionele bijzondere waardevermindering voor een bedrag van € 402 miljoen. Ultimo 2023 is de boekwaarde van de bijzondere waardevermindering € 1.197 miljoen (2022: € 879 miljoen).

De verantwoorde bijzondere waardeverminderingen zijn naar rato in mindering gebracht op de boekwaardes van de activa van het HRN. De herziene boekwaardes worden over de resterende levensduur van de activa afgeschreven.

Er hebben zich geen bijzondere waardeverminderingen voorgedaan bij de overige activiteiten in Nederland (stationsontwikkeling en -exploitatie).

Duitsland

Ultimo 2022 heeft de groep bij de start van de activiteiten in Duitsland in de overnamebalans een voorziening verlieslatend contract gevormd voor een bedrag van € 10 miljoen. Op basis van een hernieuwd inzicht is de voorziening aangepast en in de vergelijkende cijfers verwerkt als een bijzondere waardevermindering op de gebruiksrecht activa.

In 2023 hebben de slechte operationele prestaties in Duitsland, grotendeels veroorzaakt door de uitval van de infrastructuur en vele onderhoudswerkzaamheden aan het spoor, geleid tot boetes die slechts gedeeltelijk worden gecompenseerd. Ook de personeelstekorten en een hoog ziekteverzuim veroorzaken uitval van treinen en zorgen ervoor dat de dienstregeling niet volledig kan worden gereden. Daarnaast worden de bedrijfsresultaten voor de jaren na 2023 negatief beïnvloed door hogere personeels- en energiekosten. Dit is aanleiding geweest voor het uitvoeren van een bijzondere waardeverminderingstoets.

Hierbij zijn de volgende uitgangspunten gehanteerd:

  • de juridische entiteiten WestfalenBahn GmbH en Abellio Rail Mitteldeutschland GmbH worden elk als zelfstandige kasstroomgenererende eenheden beschouwd (KGE);

  • de kasstromen zijn gebaseerd op basis van het huidige businessplan rekening houdend met de meest recente inzichten ten aanzien van personeelskosten (op basis van CAO onderhandelingen) en energiekosten;

  • de reële waarde van de betreffende activa is niet betrouwbaar vast te stellen gezien de sterke verbondenheid van de activa met de concessie contracten;

  • de WestfalenBahn concessie heeft een looptijd tot en met 2030. De concessies in Mitteldeutschland lopen respectievelijk tot en met 2024 (DISA) en 2030 (STS). 

De herbeoordeling per 31 december 2023 heeft geleid tot een additionele bijzondere waardevermindering voor een bedrag van € 121 miljoen. 

De sensitiviteit van de vermogenskostenvoet en de verwachte resultaten op de bijzondere waardevermindering is als volgt:

  • stijging van de vermogenskostenvoet met 0,5 procentpunt heeft een negatief effect van circa € 3 miljoen ten opzichte van de verantwoorde bijzondere waardevermindering;

  • daling van de verwachte kasstromen uit operationele activiteiten met 5% heeft een negatief effect van circa € 3 miljoen ten opzichte van de verantwoorde bijzondere waardevermindering.

De Groep merkt hierbij op dat de onderliggende analyses aanzienlijke schattingsonzekerheden bevatten. De realisatie kan afwijken, waardoor de bijzondere waardevermindering in de toekomst wellicht aangepast moet worden met een positief of negatief resultaatseffect.

Waarderingsgrondslag

De boekwaarde van de vaste activa van de Groep wordt iedere verslagdatum opnieuw bezien om te bepalen of er aanwijzingen zijn voor bijzondere waardeverminderingen. Indien dergelijke aanwijzingen bestaan, wordt een schatting gemaakt van de realiseerbare waarde van het actief. Van goodwill en immateriële vaste activa die nog niet gebruiksklaar zijn wordt op iedere verslagdatum een schatting gemaakt van de realiseerbare waarde.

Voor een actief of een kasstroom genererende eenheid is de realiseerbare waarde gelijk aan de hoogste van de bedrijfswaarde of de reële waarde minus verkoopkosten. Bij het bepalen van de bedrijfswaarde wordt de contante waarde van de geschatte toekomstige kasstromen voor belasting berekend met behulp van een disconteringsvoet voor belasting die een afspiegeling is van zowel de actuele markttaxaties van de tijdswaarde van geld als van de specifieke risico's met betrekking tot het actief. Voor de toetsing op bijzondere waardeverminderingen worden activa samengevoegd in de te onderscheiden groep activa die uit voortgaand gebruik kasstromen genereert die in grote lijnen onafhankelijk zijn van andere activa en groepen (de ‘kasstroom genererende eenheid’). De in een bedrijfscombinatie verworven goodwill wordt voor de toetsing op bijzondere waardeverminderingen toegerekend aan kasstroom genererende eenheden die naar verwachting zullen profiteren van de synergievoordelen van de combinatie.

Een bijzonder waardeverminderingsverlies wordt opgenomen indien de boekwaarde van een actief, of de kasstroom genererende eenheid waartoe het actief behoort, hoger is dan de geschatte realiseerbare waarde. Bijzondere waardeverminderingsverliezen worden in de winst- en verliesrekening opgenomen. Bijzondere waardeverminderingsverliezen opgenomen met betrekking tot kasstroom genererende eenheden worden eerst in mindering gebracht op de boekwaarde van eventueel aan de eenheden toegerekende goodwill, en vervolgens naar rato in mindering gebracht op de boekwaarde van de overige activa van de eenheid (of groep van eenheden).

Na bijzondere waardevermindering wordt de resterende boekwaarde afgeschreven over de verwachte levensduur van het desbetreffende actief.

Met betrekking tot goodwill worden geen bijzondere waardeverminderingsverliezen teruggenomen. Voor andere activa worden in voorgaande perioden opgenomen bijzondere waardeverminderingsverliezen bij elke verslagdatum beoordeeld op indicaties dat het verlies is afgenomen of niet langer bestaat. Een bijzonder waardeverminderingsverlies wordt teruggenomen als de schattingen zijn veranderd aan de hand waarvan de realiseerbare waarde was bepaald. Een bijzonder waardeverminderingsverlies wordt uitsluitend teruggenomen voor zover de boekwaarde van het actief niet hoger is dan de boekwaarde, na aftrek van afschrijvingen of amortisatie, die zou zijn bepaald als geen bijzonder waardeverminderingsverlies was opgenomen.

Print pagina