15. Bijzondere waardeverminderingen van vaste activa/ verlieslatende contracten

De Groep heeft vastgesteld dat er indicatoren zijn voor bijzondere waardeverminderingen van activa van een aantal kasstroom genererende eenheden (KGE). Allereerst zijn de verschillende KGE vastgesteld door de Groep, waarna de activa van deze KGE zijn beoordeeld op mogelijke bijzondere waardevermindering. Vervolgens is beoordeeld of, naast de mogelijk te verantwoorden bijzondere waardevermindering, de vorming van een voorziening voor verlieslatende contracten noodzakelijk was.

De realiseerbare waarde van de KGE is vastgesteld op basis van de hoogste van de bedrijfswaarde of de reële waarde minus verkoopkosten. De bedrijfswaarde is bepaald door discontering van de verwachte kasstromen per balansdatum.

De disconteringsvoet is vastgesteld na belastingen op basis van de rentevoet van overheidsobligaties die zijn uitgegeven door de meest kredietwaardige overheid in de relevante markt, in dezelfde valuta als de kasstromen, gecorrigeerd voor een risicopremie om zowel het verhoogde risico van een belegging in aandelen in het algemeen als het risico van de specifieke KGE weer te geven. In 2024 is de peer group voor de vaststelling van de disconteringsvoet geëvalueerd en heeft een aanpassing plaatsgevonden.

Per land is de volgende disconteringsvoet na belastingen gehanteerd:

31 december 2024

31 december 2023

Nederland

6,9%

5,7%

Duitsland

n.v.t.

5,0%

De disconteringsvoet ultimo 2024 vóór belastingen bedraagt 8,4%.

De beoordeling heeft geleid tot de volgende bijzondere waardevermindering:

(in miljoenen euro's)

2024

2023

Nederland

90

402

Duitsland

-

121

Totaal

90

523

De bijzondere waardevermindering is verdeeld over de volgende categorieën:

(in miljoenen euro's)

2024

2023

Materiële vaste activa

86

379

Immateriële vaste activa

3

23

Gebruiksrechten vaste activa

1

121

Totaal

90

523

Nederland

De coronacrisis heeft de Groep in 2020 genoodzaakt de analyse uit te voeren of sprake is van een bijzondere waardevermindering. Dit heeft ultimo 2020 geresulteerd in een bijzondere waardevermindering van € 1.562 miljoen. Deze bijzondere waardevermindering is naar rato toegerekend aan alle vaste activa. Per 31 december 2022 heeft een herbeoordeling van de verantwoorde bijzondere waardevermindering plaatsgevonden, die heeft geleid tot een terugneming van de bijzondere waardevermindering voor een bedrag van € 385 miljoen. Eind 2022 werd verondersteld dat de gunning van het nieuwe hoofdrailnet contract voor de periode na 2024 plaats zou vinden onder voorwaarden waarbij NS de 'cost of capital' kon verdienen. De terugneming van de bijzondere waardevermindering per 31 december 2022 zag daarom toe op de jaren 2023 en 2024.

Ultimo 2023 is de bijzondere waardevermindering opnieuw beoordeeld. De herbeoordeling heeft geleid tot een additionele bijzondere waardevermindering voor een bedrag van € 402 miljoen.

Ultimo 2023 is de Groep in Nederland de concessie voor het hoofdrailnet (HRN) aangegaan voor de periode 2025-2033. Daarnaast zijn voor 2024 gewijzigde uitgangspunten op het gebied van inschattingen van de reizigersprognoses van toepassing. Dit zijn triggers om de bijzondere waardevermindering ultimo 2024 opnieuw te beoordelen, waarbij een waardeverminderingstoets heeft plaatsgevonden op basis van het meest waarschijnlijke scenario. Ultimo 2024 is de waardeverminderingstoets uitgevoerd op basis van de volgende uitgangspunten:

  • voor Nederland is het hoofdrailnet (HRN) inclusief de lijnen in 'open access' als één kasstroom genererende eenheid aangemerkt;

  • eind 2023 is de concessie voor de periode 2025-2033 aan NS gegund door het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat, het financiële rendement over deze periode zal naar verwachting lager zijn dan de 'cost of capital' volgens marktnormen. Belangrijke elementen in de concessie met mogelijke financiële impact zijn:

    • NS ontvangt voor de uitvoering van de Concessie een jaarlijkse subsidie van € 5,5 miljoen. Dit bedrag wordt aangevuld met een bedrag van € 7,5 miljoen per jaar voor de kosten die NS maakt voor het beheer van het landelijke reisinformatiesysteem;

    • in de concessie zijn afspraken gemaakt over de verdeling van risico’s op het moment dat het aantal reizigerskilometers afwijkt van onder- en bovengrenzen. Hiermee wordt het risico (zowel naar boven als naar beneden) voor NS beperkt. In de verwachte kasstromen die ten grondslag liggen aan de waardeverminderingstoets wordt verondersteld dat deze onder- en bovengrenzen niet worden geraakt;

    • NS krijgt ruimte om de financiële impact van sterk stijgende energiekosten (die de CPI-ontwikkeling overstijgen) in de tarieven te verwerken;

    • NS krijgt de ruimte om per 1 januari 2025 en per 1 januari 2026 de tarieven extra op te hogen, bovenop de reguliere indexatie die NS mag doorvoeren. De reden hiervoor is onder meer dat in 2021, 2022 en 2023 de kosten van NS, net als van andere vervoerbedrijven, sterk zijn toegenomen, maar de tarieven in die jaren slechts beperkt konden meestijgen. De tarieven zijn in 2025 niet volledig verhoogd. NS ontvangt hiervoor een compensatie ter hoogte van € 42 miljoen.

    • de reële waarde van de betreffende activa is niet betrouwbaar vast te stellen gezien de sterke verbondenheid van de activa met het HRN contract, de treinen specifiek zijn geproduceerd voor het Nederlandse spoor en geen actieve markt bestaat voor deze specifieke treinen;

    • de inkomsten uit reizigersvervoer zijn mede afhankelijk van de keuzes ten aanzien van de
      dienstregeling, die worden afgestemd met het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat;

    • de inkomsten uit reizigersvervoer zijn mede afhankelijk van de keuzes ten aanzien van de dienstregeling, die worden afgestemd met het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat;

    • voortzetting van het huidige OV studentenkaart contract;

    • de productiemiddelen kunnen aan het eind van de concessieperiode tegen boekwaarde worden overgedragen aan de opvolgende concessienemer op het moment dat dit niet NS is. Op het moment dat aan het einde van de concessieperiode geheel of gedeeltelijk de concessie anders wordt gestructureerd (bijvoorbeeld door middel van Open Toegang) maken NS en het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (proces)afspraken over hoe wordt omgegaan met de overgang van de bijbehorende productiemiddelen.

De kasstromen van het HRN en van de lijnen in 'open access' die ten grondslag liggen aan de waardeverminderingstoets zijn afgeleid van het businessplan voor de periode 2025-2029 en aannames doorgetrokken voor de jaren 2030-2033. 

De sensitiviteit van de vermogenskostenvoet en de reizigersopbrengsten is als volgt:

  • aanpassing van de vermogenskostenvoet met 0,5 procentpunt (positief of negatief) heeft een effect van circa € 100 miljoen ten opzichte van de verantwoorde bijzondere waardevermindering;

De Groep merkt hierbij op dat de onderliggende analyses aanzienlijke schattingsonzekerheden bevatten. De realisatie kan afwijken, waardoor de bijzondere waardevermindering in de toekomst wellicht aangepast moet worden met een positief of negatief resultaatseffect.

In 2024 is als gevolg van de bijzondere waardevermindering een bedrag van € 113 miljoen minder (2023: € 84 miljoen minder) afgeschreven in vergelijking met de situatie voor deze bijzondere waardevermindering.

De herbeoordeling per 31 december 2024 heeft geleid tot een additionele bijzondere waardevermindering voor een bedrag van € 90 miljoen. Ultimo 2024 is de boekwaarde van de bijzondere waardevermindering € 1.173 miljoen (2023: € 1.197 miljoen).

De verantwoorde bijzondere waardeverminderingen zijn naar rato in mindering gebracht op de boekwaardes van de activa van het HRN. De herziene boekwaardes worden over de resterende levensduur van de activa afgeschreven.

Er hebben zich geen bijzondere waardeverminderingen voorgedaan bij de overige activiteiten in Nederland (stationsontwikkeling en -exploitatie).

Waarderingsgrondslag

De boekwaarde van de vaste activa van de Groep wordt iedere verslagdatum opnieuw bezien om te bepalen of er aanwijzingen zijn voor bijzondere waardeverminderingen. Als dergelijke aanwijzingen bestaan, wordt een schatting gemaakt van de realiseerbare waarde van het actief. Van goodwill en immateriële vaste activa die nog niet gebruiksklaar zijn wordt op iedere verslagdatum een schatting gemaakt van de realiseerbare waarde.

Voor een actief of een kasstroom genererende eenheid is de realiseerbare waarde gelijk aan de hoogste van de bedrijfswaarde of de reële waarde minus verkoopkosten. Bij het bepalen van de bedrijfswaarde wordt de contante waarde van de geschatte toekomstige kasstromen voor belasting berekend met behulp van een disconteringsvoet voor belasting die een afspiegeling is van zowel de actuele markttaxaties van de tijdswaarde van geld als van de specifieke risico's met betrekking tot het actief. Voor de toetsing op bijzondere waardeverminderingen worden activa samengevoegd in de te onderscheiden groep activa die uit voortgaand gebruik kasstromen genereert die in grote lijnen onafhankelijk zijn van andere activa en groepen (de ‘kasstroom genererende eenheid’). De in een bedrijfscombinatie verworven goodwill wordt voor de toetsing op bijzondere waardeverminderingen toegerekend aan kasstroom genererende eenheden die naar verwachting zullen profiteren van de synergievoordelen van de combinatie.

Een bijzonder waardeverminderingsverlies wordt opgenomen als de boekwaarde van een actief, of de kasstroom genererende eenheid waartoe het actief behoort, hoger is dan de geschatte realiseerbare waarde. Bijzondere waardeverminderingsverliezen worden in de winst- en verliesrekening opgenomen. Bijzondere waardeverminderingsverliezen opgenomen met betrekking tot kasstroom genererende eenheden worden eerst in mindering gebracht op de boekwaarde van eventueel aan de eenheden toegerekende goodwill, en vervolgens naar rato in mindering gebracht op de boekwaarde van de overige activa van de eenheid (of groep van eenheden).

Na bijzondere waardevermindering wordt de resterende boekwaarde afgeschreven over de verwachte levensduur van het desbetreffende actief.

Met betrekking tot goodwill worden geen bijzondere waardeverminderingsverliezen teruggenomen. Voor andere activa worden in voorgaande perioden opgenomen bijzondere waardeverminderingsverliezen bij elke verslagdatum beoordeeld op indicaties dat het verlies is afgenomen of niet langer bestaat. Een bijzonder waardeverminderingsverlies wordt teruggenomen als de schattingen zijn veranderd aan de hand waarvan de realiseerbare waarde was bepaald. Een bijzonder waardeverminderingsverlies wordt uitsluitend teruggenomen voor zover de boekwaarde van het actief niet hoger is dan de boekwaarde, na aftrek van afschrijvingen, die zou zijn bepaald als geen bijzonder waardeverminderingsverlies was opgenomen.

Print pagina